Spreektekst SV 61/17 Wijziging gemeenschappelijke regeling OMWB

Vz, Aan Provinciale Staten wordt door GS toestemming gevraagd om de Gemeenschappelijke Regeling voor voor de Omgevingsdienst Midden- en West Brabant (OMWB) te wijzigen. Het zou hierbij vooral gaan om wijzigingen van technische en tekstuele aard, dit mede naar aanleiding van gewijzigde wetgeving. Deze inhoud lijkt politiek gezien niet erg spannend, maar de praktische uitwerking van deze gemeenschappelijke regeling is een ander verhaal. De gemeenschappelijke regelingen voor de Omgevingsdiensten in Brabant zijn tot nu toe geen succesverhaal geweest, maar een aaneenschakeling van financiële problemen en bestuurlijke crises.

Voor ons als volksvertegenwoordigers staan deze gemeenschappelijke regelingen op afstand, maar is het desalniettemin onze kaderstellende en controlerende taak om de door onze provincie afgevaardigde gedeputeerde Van den Hout in de besturen van de omgevingsdiensten waar nodig richting te geven en aan te spreken op gevoerd beleid. Helaas geeft deze gedeputeerde maar al te vaak niet thuis, door te stellen dat wij daar als Staten niet over zouden gaan. Ik kan het niet vaak genoeg benadrukken: de gedeputeerde is echter volledig aanspreekbaar door PS op zijn bestuurlijke inzet namens de provincie als deelnemer in de gemeenschappelijke regelingen, wat desgevraagd ook bevestigd is door zowel de directeuren van de Omgevingsdiensten als door de verantwoordelijk staatssecretaris. Daarnaast bevat voorliggende regeling dwingende bepalingen over de inlichtingenplicht van het bestuur van de omgevingsdienst aan raden en Provinciale Staten.

Wat de PVV-fractie betreft is het de vraag hoe de gedeputeerde in de praktijk om zal gaan met voorliggende gewijzigde gemeenschappelijke regeling en hoe hij zich in dit kader zal opstellen binnen het bestuur van de omgevingsdienst. Zo geeft de gewijzigde regeling de mogelijkheid om bestuurscommissies als bestuursorgaan in te stellen, waar het dagelijks bestuur en/of het algemeen bestuur bevoegdheden aan kunnen overdragen. Deze mogelijke bevoegdheidsoverdracht maakt de democratische controleerbaarheid van de gemeenschappelijke regeling alleen maar lastiger. Ook de mogelijkheid om als samenwerkingsverband weer in andere gemeenschappelijke regelingen of private organisaties deel te nemen maakt de situatie mogelijk nog ondoorzichtiger. Zorgen deze ontwikkelingen niet voor het ontstaan van een bestuurlijk Droste-effect? Hoe kijkt de gedeputeerde hier tegenaan en wat zal zijn houding op dit vlak zijn binnen het OMWB-bestuur? Kunnen we hier uiterste terughoudendheid verwachten?

Voorzitter, essentieel voor de controlerende taak van Provinciale Staten is de planning & control cyclus van de gemeenschappelijke regeling. Het is daarom een positieve ontwikkeling dat nu duidelijke bepalingen zijn opgenomen over het toezenden van stukken aan Provinciale Staten. Zo dienen de voorlopige jaarrekening en de kadernota vóór 15 april aan PS te worden verstuurd. De toelichting bij het nieuwe artikel 30 gaat echter nog iets verder en stelt dat de kadernota bij voorkeur vóór 1 februari moet worden toegezonden, zoals is bepaald in de nota Verbonden Partijen.

De kadernota van de OMWB is dit jaar immers pas op 1 maart ontvangen door de provincie. De vraag aan de gedeputeerde is hoe hij zich zal inzetten om deze datum van 1 februari voortaan ook effectief te halen.

Om de kadernota en de daarop volgende ontwerpbegroting goed in perspectief te kunnen beoordelen als PS is het van belang dat we ook tijdig kunnen beschikken over de voorlopige jaarstukken van de omgevingsdienst. Dat was dit jaar een fiasco: de jaarstukken 2016 van de Brabantse omgevingsdiensten zijn pas op 27 september naar PS verstuurd middels een Statenmededeling. GS doet PS ernstig tekort door in deze Statenmededeling te stellen dat het stuk slechts “ter kennisname” is, er geen zienswijze mogelijk is en dient voor “inzicht bieden in prestaties”. Een zienswijze op de jaarstukken zelf is dan wel niet mogelijk, maar PS had naar aanleiding van de jaarstukken nog wel middels zienswijzen kunnen bijsturen op de ontwerpbegroting. Door de jaarstukken pas na vaststelling van de ontwerpbegroting te versturen gaat dit niet meer, waarmee de controlerende taak van PS geweld wordt aangedaan. De vraag aan de gedeputeerde is dan ook wat hij gaat doen om te zorgen dat we voortaan tijdig over de jaarstukken kunnen beschikken en voldoende gelegenheid krijgen om deze voor de behandeling van de ontwerpbegroting te kunnen bespreken.

Voorzitter, het opnemen van bepalingen in een gemeenschappelijke regeling wil nog niet zeggen dat de organisatie ook in de praktijk daadwerkelijk zal verbeteren. Daar is bestuurlijke inzet en daadkracht voor nodig en dat is wat van de gedeputeerde mag worden verwacht. De Statenmededeling bij de jaarstukken 2016 over de OMWB stelt dat “de OMWB in 2016 niet voldoende in control was om tijdig en adequaat tussentijdse informatie te verstrekken over de financiële ontwikkelingen binnen de dienst. Sturing en beheersing van de begroting is en blijft een belangrijk aandachtspunt.” De vraag aan de gedeputeerde is of dit inmiddels is verbeterd en wat hij gaat doen om dit te verbeteren, teneinde ook aan de uitgangspunten van de gemeenschappelijke regeling te voldoen?

Voorzitter, tot slot: de gewijzigde gemeenschappelijke regeling voor de Omgevingsdienst Zuid-Oost Brabant is al op 13 mei 2016 vastgesteld. Die van de OMWB ligt vandaag voor, maar de gewijzigde gemeenschappelijke regeling voor de Omgevingsdienst Brabant Noord zou nog moeten worden opgesteld. De vraag is waarom dit zoveel langer moet duren, wanneer deze kan worden verwacht en of er sprake is van een uiterlijke datum. Tot zover in eerste termijn.