Vervolgvragen huisvesting asielzoekers klooster Groot Bijstervelt in Oirschot

Op 26 maart stelde de PVV Noord-Brabant vragen over de huisvesting van 600 asielzoekers in als erfgoedcomplex aangemerkt klooster Groot Bijstervelt te Oirschot. Het college reageerde op per brief van 14 april 2015 op deze vragen.
 
Dat leidt tot de volgende vervolgvragen.
 
1. In de beantwoording van vraag 1 stelt het college dat het kloostercomplex in 2012 na de intakefase is afgevallen. De jaarrekening 2013 van de provincie die in het voorjaar 2014 verscheen bevatte onder meer de voortgangsrapportage van het ontwikkelbedrijf. Volgens die voortgangsrapportage zit het klooster Groot Bijstervelt in de intakefase. Hoe kan het College -gezien de jaarrekening 2013- beweren dat het kloostercomplex in 2012 is afgevallen?
 
2. Volgens de voortgangsrapportage van het ontwikkelbedrijf bij de begroting 2015 is de status 'Intakefase afgerond'. Vreemd genoeg hebben alle andere complexen waarvan de intakefase is gepasseerd een ander label. Ook andere voortgangsrapportages kennen het label 'intakefase afgerond' bij geen enkel project. Kan het college duidelijkheid verstrekken rondom de status 'intakefase afgerond' van klooster Groot Bijstervelt bij de begroting 2015? Wat was de uitkomst van de afronding van de intake? Waarom is er afgeweken van de reguliere labeling?
 
3. De PVV ontvangt graag alle documenten rondom de aanvraag, intake en besluitvorming van Groot Bijstervelt in het kader van de erfgoedcomplexen.
 
4.In de beantwoording van vraag 2 stelt het college dat zij de opvang van asielzoekers in een Brabants erfgoedcomplex niet uitsluit indien het past binnen de vastgestelde programmakaders en past binnen het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Ondanks deze uitspraak van passendheid vond het college als autoriteit ruimte in Noord-Brabant  het niet vreemd dat ten behoeve van de huisvesting van asielzoekers in de voormalige Nassau Dietz kazerne in Budel (april 2014) de gemeente een tijdelijke ontheffing verleende om bewoning van het complex mogelijk te maken. Het ging dan weliswaar niet om een erfgoedcomplex, maar dit wekt op zijn minst de schijn dat dit principiële vraagstuk van passendheid toch niet zo principieel is voor het college als zij doet voorkomen. Is het college dan ook net als de PVV van mening dat de stellingname in de beantwoording op vraag twee slechts een wassen neus is gezien het college de kans in 2014 heeft laten lopen de gemeente aan te spreken op de planmatige passendheid van een complex?
 
Hoogachtend,
 
Namens de PVV fractie Noord-Brabant
 
Patricia van der Kammen
Alexander van Hattem