Spreektekst PIP Oude Strijper Aa

Voorzitter,

Terwijl heel het land wordt lamgelegd door de vanwege de Natura2000 opgelegde stikstofmaatregelen, wordt met dit voorstel er nog een schepje nepnatuur bovenop gedaan.

In het stroomgebied van de Oude Strijper Aa wordt onder andere grond afgegraven om schraalgrasland als natuurtype te creëren. Extra stikstofgevoelig, dus de problemen in de omgeving worden voor met name onze boeren alleen maar groter gemaakt. Ook blijkt uit de rapporten dat door een hoger grondwaterpeil een aantal percelen slechter te bewerken wordt. Bovendien bestaat de mogelijkheid dat grond van onze boeren onteigend zal worden om deze Natura2000 maakbaarheidsgekte vorm te geven.

Enkele sloten moeten gaan “hermeanderen”, terwijl uit het rapport van archeologisch bureau BAAC volgens kadastrale kaarten blijkt dat delen in het begin van de 19e eeuw al waren rechtgetrokken.[1] Maar omwille van de maakbaarheid moet en zal er nepnatuur worden aangelegd. Tot hoe ver wil men eigenlijk terug in de tijd gaan om ‘natuur’ aan te leggen? Het rapport maakt immers ook duidelijk hoe eens de heidevelden daar ontstaan zijn: door winning vanaf de 15e eeuw van bosstrooisel en plaggen, ten behoeve van de bemesting.[2] Door het afplaggen ontstonden verstuivingen en door de uitvinding van kunstmest in de 19e eeuw was uiteindelijk afplaggen van de heide niet meer nodig voor bemesting. Kortom, deze gebieden zijn al eeuwenlang gecultiveerd, wat is dan het “natuurlijke” wat moet worden teruggebracht, kan GS dat benoemen?

Verder ligt onder dit voorstel een hele stapel dikke rapporten van adviesbureaus. Daaruit blijkt dat Natura2000 niet alleen maakbare nepnatuur is, maar ook een vruchtbare habitat voor de portemonnee van dure adviesbureaus. Wat mag dit de belastingbetaler kosten?

Voorzitter, de PVV wil de Natura2000 ellende niet bevorderen, maar stoppen en zal daarom tegen dit voorstel stemmen.

[1] Bijlage IX rapport BAAC: “Volgens de eerste kadastrale kaarten uit de periode 1811-1832 stroomde de Strijper Aa destijds nog ter plaatse van deelgebied 1. Het betrof destijds nog een grotendeels natuurlijke meander, al waren delen ook al rechtgetrokken (zie figuur 2.13).”

[2] Bijlage IX rapport BAAC p. 35: “Om de beschikbare mest efficiënter te kunnen gebruiken, werd de mest vanaf de vijftiende eeuw vermengd met bosstrooisel en plaggen. De winning van het bosstrooisel en de plaggen leidde tot een vergaande aftakeling van de bossen, zodat uitgestrekte heidevelden ontstonden. Dit landschap, met een afwisseling van aaneengesloten bouwlandcomplexen, wei- en hooilanden in de beekdalen en grote heidegebieden bleef tot in de negentiende eeuw bestaan. Als gevolg van het afplaggen van de bodem vonden opnieuw grote verstuivingen plaats, waardoor het dekzand aan de oppervlakte te kwam te liggen. Het zand in de lagere delen werd gefixeerd door water en vocht, waardoor het niet of in minder mate verstoof. Ook lemige bodems waren minder gevoelig voor verstuiving. De westelijke rand van de deelgebieden 4 en 5 zijn mogelijk deels verstoven. Pas met de uitvinding van de kunstmest in de negentiende eeuw waren de heidevelden niet meer nodig voor de bemesting van de akkers en konden ze worden ontgonnen voor de landbouw.”